2. De Oprichting van de Plantages

Het Curaçaose plantagebedrijf

De Oprichting van de Plantages

(Gepubliceerd in de krant Amigoe op 12 maart 2025)

In het vorige deel hebben we gezien dat Curaçao is veroverd op de Spanjaarden door de West-Indische Compagnie (WIC) in 1634. De WIC had behoefte aan een maritiem steunpunt. Ook was de WIC op zoek naar een goede bron van zout en verfhout. In de tijd van de indianen en van de Spanjaarden vonden al landbouwactiviteiten plaats. In dit deel zullen we zien hoe de plantagestructuur tot stand is gekomen nadat de WIC Curaçao had ingenomen.

De eerste plantages


Het opzetten van plantages was geen doel van de WIC. De militairen, burgers en, later, de slaafgemaakten, hadden echter wel behoefte aan voedsel. Na de verovering van Curaçao werden daarom al heel snel de eerste compagnieplantages in het leven geroepen. Het oorspronkelijk doel van de plantages was de voedselproductie voor de stad. Na het opzetten van de compagnieplantages werden al heel snel terreinen in bruikleen gegeven aan familieleden en vrienden van de bestuurders. Het duurde niet lang voordat het grootste deel van Curaçao bestond uit plantages..

Aantal plantages


Het totaal aantal plantages bedroeg ongeveer 100. Het precieze aantal plantages is moeilijk vast te stellen omdat plantages soms werden samengevoegd. Ook was de definitie van wat een plantage en wat een tuin (hofi) wordt genoemd, aan verandering onderhevig. Omstreeks 1850 lag de helft van de plantages ten oosten van het Schottegat. Een derde deel lag direct rond het Schottegat en een zesde deel lag te Banda Bou. Zie verder ook de bijgevoegde plantagekaart met een bijbehorende lijst van plantagenamen, die anno 2025 nog altijd worden gebruikt!

 

Plantagekaart Curacçao

De plantages rondom het Schottegat

Wanneer we het hebben over het Schottegat denken we tegenwoordig aan de raffinaderij. De omgeving van het Schottegat is echter een waterrijk gebied waar voorheen vele plantages lagen. Dat dit een waterrijk gebied was is ook niet verwonderlijk. Het Schottegat is een grote baai en baaien worden gevormd door rooien. Rooien zijn normaliter droge beekbeddingen waarlangs regenwater wordt afgevoerd. Het Schottegat was een gebied waar vele rooien tezamen komen. Op het bijgevoegde kaartje zien we meer in detail de plantages rondom het Schottegat.  

De plantages rondom het Schottegat (Uit Curaçao Deel I, Dr. Johan Hartog)  

De Curaçaose plantage


Op de Curaçaose plantage trof men geen monoculturen aan zoals elders in het Caribisch gebied. Plantages elders waren veelal gespecialiseerd in de productie van alleen één gewas, zoals bijvoorbeeld suikerriet of koffie. De suiker en de koffie werden veelal geëxporteerd. Op de Curaçaose plantage trof je daarentegen een groot aantal verschillende producten aan, en veel producten waren voor eigen gebruik, of voor verkoop in de stad. Slechts een heel klein deel van de productie werd geëxporteerd. De productie op de Curaçaose plantage werd beperkt door gebrek aan water. Bij monoculturen werden natuurgebieden in zijn geheel vervangen door akkers. Op de Curaçaose plantage was dit veel minder het geval. Men was voor het verkrijgen van bepaalde producten, zoals hout voor houtskool en dividivipeulen voor de leerlooierij, namelijk afhankelijk van de omliggende natuurgebieden. De Curaçaose plantage was dus voor een groot deel gebaseerd op zelfvoorziening. Het was ook een statussymbool. De eigenaar woonde vaak in de stad waar hij commerciële belangen had. 

Plantageproducten


Op een typische plantage was Sorghum het hoofdgewas. De lokale naam van Sorghum is Maishi Chikí. De teelt van Sorghum was afhankelijk van de regenval. Bij een gebrek aan regenval kon de oogst mislukken. Van de Sorghum werd funchi gemaakt. Funchi was het hoofdvoedsel voor het merendeel der bevolking. 

Ook veeteelt was belangrijk op een plantage. Op Savonet bijvoorbeeld liepen einde van de negentiende eeuw zo’n driehonderd koeien rond en een veelvoud hiervan aan geiten en schapen. Verder beschikte Savonet over veel pluimvee. Het vee graasde in de weidegebieden rondom de plantage. 


Een plantage had ook een hofje voor tuinbouw. Tuinbouw is per definitie intensief en legt geen beslag op veel grond. De tuinbouw activiteiten betroffen veelal de verbouw van groenten en fruit. Deze werden geïrrigeerd met water uit putten. Wat betreft groentegewassen kan men hierbij denken aan kousenband (Vigna unguiculata subsp. Sesquipedalis), snijbonen, snijbiet (Beta vulgaris subsp. vulgaris var. vulgaris) dat lokaal warmoes wordt genoemd, watermeloen, pompoenen, komkommers en okra (Abelmoschus esculentus). 

Wat betreft de fruitteelt trof men in een hofje palmen aan zoals kokospalmen en dadelpalmen. Verder fruitbomen zoals kenepa (Melicocca Bijuga), tamarijn, mispels (Achras Zapota), mango, vijgen, moerbei. Ook Citrus was belangrijk wat bleek uit de teelt van lamunchi (Citrus aurantiifolia) en laraha’s (Citrus aurantium subsp. Currassuviencis). Van de laraha’s werd alleen de schil gebruikt voor de productie van de Curaçao likeur. 

Naast het bedrijven van landbouw werden de omliggende natuurgebieden ook geëxploiteerd voor natuurproducten. Als gevolg van houtkap is veel bos verdwenen. Hout werd gekapt ten behoeve van de export van waardevolle houtsoorten zoals brazielhout en pokhout. Daarnaast bestond ook een grote behoefte aan brandhout voor de productie van houtskool. 

De plantages op Curaçao zijn oorspronkelijk opgezet ten einde te voorzien in de voedselbehoefte van de bevolking. De export van plantageproducten was gering. Curaçao heeft echter een droog klimaat en op de plantages had men behoefte aan veel water voor mens, dier, groenten en fruit. In het volgende deel zullen we daarom nader ingaan op de waterhuishouding op de plantages.

Paul Stokkermans 6 april 2025
Deel deze post
Labels
Archiveren
Aanmelden om een reactie achter te laten
1. Landbouw in de Indiaanse en Spaanse Tijd
Het Curaçaose plantagebedrijf